Na de zelfmoord van zijn vader, klopt de 19-jarige Paul bij zijn oom en tante aan. Op zoek naar een ideale wereld, dringt hij binnen in hun ogenschijnlijke idyllische bourgeois-wereldje. Terwijl Paul zijn plekje zoekt in het aanvankelijk ongastvrije gezin, probeert zijn schuwe neef Robert zich voor te bereiden op het toegangsexamen voor het conservatorium. Al gauw blijkt dat Paul een prima klusjesman, biechtvader, scheidsrechter in ruzies of altijd beschikbare pingpongpartner is die de heersende onderhuidse spanningen verder op scherp zet. Wanneer de oom op zakenreis vertrekt naar Madrid, ontstaat er tussen Paul en zijn tante een ongezonde relatie van verleiding en afwijzing. Te laat beseft hij dat zijn tante een te grote invloed op hem uitoefent. In een vlaag van wanhoop begaat Paul een onomkeerbare daad.